Door Drs. Leo Bil AAG, directeur sociale zekerheid bij Acture. Met dank aan Mr. Robin van Beem, Van Beem De Jong Advocaten

Grote consternatie bij politiek en verzekeraars: waar het de bedoeling was om het hybride stelsel voor de WGA in rustiger vaarwater te krijgen, dreigt juist een forse nieuwe marktverstoring op te treden. Een deel van de huidige eigenrisicodragers lijkt per 1 januari 2016 terug te keren in het publieke bestel, om er per 1 januari 2017 direct weer uit te stappen. Een onbedoeld effect dat – alweer – het gevolg is van wettelijke regels die aanzetten tot ‘premiehoppen’. Door een maas in de wet dreigen de werkgevers in kwestie een jaar lang te profiteren van de minimumpremie bij UWV, zonder dat deze instantie hen zoals gebruikelijk kan verplichten om drie jaar te blijven.

Rampscenario voor verzekeraars

Dit premiehoppen is precies wat minister Asscher een halt wilde toeroepen. Begin dit jaar stelde hij de koppeling tussen WGA-vast en WGA-flex, die aanvankelijk gepland stond voor 1 januari 2016, uit naar 1 januari 2017. Dit deed hij mede onder druk van de verzekeraars. De minister zou het uitstel benutten om maatregelen te nemen ter voorkoming van een grootschalige terugstap van eigenrisicodragers naar het publieke bestel. Dit laatste vormde een absoluut rampscenario voor de verzekeraars: na hun terugstap zouden deze eigenrisicodragers bij UWV gedurende liefst vier jaar (!) de minimumpremie betalen. Hier zouden verzekeraars onmogelijk mee kunnen concurreren, terwijl zij al € 1,6 miljard verlies op deze markt hadden genomen. Geen wonder dus, dat de verzekeraars helemaal uit de markt dreigden te stappen als de minister geen maatregelen nam.

2016: cruciaal overgangsjaar

In juni publiceerde de minister vervolgens zijn plannen om het hybride stelsel evenwichtiger te maken. Kort samengevat wordt terugstappen in het publieke bestel na 1-1-2017 onaantrekkelijk gemaakt en uitstappen juist sterk bevorderd. Vanaf 1-1-2017 mogen werkgevers hun schadelast namelijk achterlaten in het publieke bestel. Dit zorgt voor een zeer sterke financiële prikkel om eigenrisicodrager te worden voor de WGA. Werkgevers laten namelijk niet alleen de lasten voor de WGA-vast achter, maar ook die voor de WGA-flex. In totaal zijn hier voor werkgevers vaak zeer grote bedragen mee gemoeid.

Een belangrijk punt in de kabinetsplannen is dat 2016 een overgangsjaar wordt. Eigenrisicodragers mogen dan nog terugstappen en één jaar de minimumpremie betalen; daarna wordt deze beweging per 1 januari 2017 onaantrekkelijk. Nu verwachtte Asscher dat maar weinig eigenrisicodragers deoverstap naar UWV zouden maken, omdat zij vervolgens gedurende drie jaar geen eigenrisicodrager mogen worden. Dit perspectief leek voldoende om terugstappen tegen te gaan: in de meeste gevallen zou het voordeel in 2016 niet opwegen tegen het nadeel in de twee opvolgende jaren.

Achterdeurtje zorgt voor paniek

Maar dat was een fikse misrekening, zo blijkt nu. Er is namelijk een praktijk gegroeid waarin de eigenrisicodrager niet zélf zijn verzekering opzegt, maar de verzekeraar de garantieverklaring voor de werkgever intrekt. Aangezien zo’n verklaring bij eigenrisicodragen voor de WGA verplicht is, gaat de werkgever in dit geval automatisch terug naar het publieke bestel. En omdat hij hier ‘niets aan kan doen,’ biedt de wet hem de mogelijkheid om bij het eerstvolgende uitstapmoment opnieuw eigenrisicodrager te worden. Deze optie biedt eigenrisicodragers bij de huidige plannen een cruciaal achterdeurtje. Zij kunnen in 2016 profiteren van de minimumpremie in het publiek bestel, om in 2017 (met achterlating van de staartlasten) weer eigenrisicodrager te worden. Een verzoek aan de verzekeraar om de garantieverklaring in te trekken volstaat.In antwoord op Kamervragen gaf minister Asscher aanvankelijk aan dat hij geen mogelijkheden zag om hier iets aan te doen. Het gevolg: grote paniek in de markt. Alom is de verwachting dat werkgevers de perverse prikkel niet zullen kunnen weerstaan. Assurantieadviseurs zitten met een knoop in hun maag: wat moeten ze nu adviseren? Vanuit financieel perspectief kunnen zij niet anders dan adviseren om de verzekeraar te vragen om de garantieverklaring in te trekken. Echter, de Zorgplicht van de assurantieadviseur gaat verder dan dat!

Oplossing is geen onmogelijke opgave

Inmiddels zoeken minister en verzekeraars alsnog naarstig naar een oplossing. En in weerwil van wat de bewindsman aanvankelijk aangaf, lijkt dat geen onmogelijke opgave. De crux is dat de beslissing om terug te stappen een actieve beslissing van de werkgever moet zijn. Dan vervalt immers het argument dat hij ‘er niets aan kan doen.’ Hiervoor kan naar mijn idee het volgende worden bedacht:

  1. De minister regelt per AmvB dat de periode waarin de werkgever mag aangeven of hij terug wil stappen wordt opgerekt tot 14 december 2015, of zelfs tot 31-12-2015.
  2. De verzekeraars benutten de extra tijd om eigenrisicodragers te vragen of de garantieverklaring moet worden ingetrokken.
  3. De minister past de wet zodanig aan dat intrekken voortaan alleen nog mogelijk is als de werkgever een kopie van zijn beslissing overlegt óf als er een bewijs is dat een andere risicodrager de garantie overneemt.
  4. In alle andere gevallen wordt de polis conform de aangeboden premie van de verzekeraar voortgezet. Er zijn dan verder immers geen redenen om de garantieverklaring in te trekken.

Op deze manier moet de werkgever een actieve keuze maken en zélf aangeven bij de Belastingdienst dat hij terugstapt. En wel voor een periode van drie jaar.

Het werkelijke probleem ligt elders

Het knelpunt is dus wel degelijk op te lossen en dat zal links- of rechtsom ook vast wel gebeuren. Maar het werkelijke probleem is dat de wetgever in zijn maatregelen telkens opnieuw stuurt met behulp van financiële prikkels die het in- en uitstapgedrag van de werkgever beïnvloeden. Eigenlijk zouden de maatregelen gericht moeten zijn op financiële prikkels die de re-integratie bevorderen. En dát doen de nu voorgestelde maatregelen ook na bovengenoemde reparatie beslist niet. Na 2017 kunnen werkgevers die eigenrisicodrager worden hun staartlasten achterlaten bij UWV, en de verwachting is dat velen dat zullen doen. Maar lasten achterlaten betekent arbeidsongeschikte (ex-) werknemers achterlaten. Zodra zij in het publieke bestel verdwijnen, vervalt voor de werkgever de prikkel om zich actief met hun re-integratie te bemoeien. Terwijl hij als enige in staat is banen met loonwaarde te creëren.Dat de huidige voorstellen de markt destabiliseren is ernstig, maar het hybride stelsel zal het vermoedelijk wel overleven. Veel erger is dat een groot aantal arbeidsongeschikten het kind van de rekening dreigt te worden. Straks voelt niemand nog een directe financiële prikkel om hen te helpen bij hun re-integratie. Wát een gemiste kans.